Waarom klagen onweersliefhebbers steen en been?
Reinout van den BornLiefhebbers van zomeronweer klagen in Nederland al meerdere jaren achtereen steen en been. Het lijkt wel alsof het echte onweer uit Nederland is verdwenen.
Pas was er natuurlijk de valwind in en rond Winterswijk, maar die was heel plaatselijk. Het grootste deel van het land kreeg er feitelijk niets van mee. Vier jaar geleden was er de valwind van Leersum. Ook die trad vooral plaatselijk op. Grootschalig onweer van formaat hadden we vorig jaar op 24 augustus, met vooral in het noordoosten grote schade. Ook het onweerscomplex van 4 juni 2019 richtte in delen van het oosten en noordoosten flinke schade aan.
Het voelt alsof ‘echt onweer’ meer en meer van Nederland wijkt
En toch voelt het alsof het ‘echte onweer’ wat van Nederland aan het wijken is. Waar zijn de nachten gebleven dat we urenlang in de woonkamer zaten, omdat het onweer maar niet stopte en de bliksem de lucht buiten de deur vrijwel voortdurend verlichtte?
Denk aan het onweer van 11 en 12 juli 1991, toen een enorm onweerscomplex over het westen en noorden van het land trok en daar op veel plaatsen 4 tot 6 uur lang onweer bracht. Onlangs schreven we er op deze site nog een verhaal over.
Familiebedrijf brandde door blikseminslag af
Of aan het onweer van 30 en 31 mei 1979, waar ik zelf nog levendige herinneringen aan heb. Vooral aan dat van 31 mei omdat toen het familiebedrijf door blikseminslag afbrandde. Ook toen zaten we als gezin midden in de nacht beneden. Mijn vader reed naar het brandende bedrijf zonder de koplampen aan te doen, op het licht van de bliksem.
Wat later zat ik ooit nog eens, tijdens een feest bij ons thuis, in Garderen in een tentje in de tuin, toen laat in de avond en in de nacht een voor het gevoel oneindig onweerscomplex over Nederland naar het noorden trok. Wat een bliksemspektakel was dat!
Het lijkt allemaal wat te veranderen
Op meerdere manieren merk je dat er iets in het Nederlandse weer is veranderd, als het om het optreden van zwaar onweer gaat. We hoeven er niet rouwig om te zijn, maar de laatste keer dat een zware tornado Nederland trof, is alweer bijna 60 jaar geleden. Dat was de tornado van Tricht en Chaam, die op 25 juni 1967 over het land raasde. Daarvoor hadden we tornado’s op de Veluwe (23 augustus 1950) en in Gelderland (Borculo in 1925 en Neede in 1927).
Na 1967 zijn er ook nog wel tornado’s geweest, zoals die in de provincie Groningen die de omgeving van Loppersum en ’t Zandt trof (nu 50 jaar geleden), op Ameland en recenter de tornado van Rheden (4 juni 2019) en de hozen in Drenthe (24 augustus 2024).
Valwinden en spectaculaire wolkenluchten
En dan hadden we de valwinden van Vethuizen en van Leersum, maar ook de zware buien van 10, 11 en 12 juli 1984 (met op die laatste dag een bijzonder vloedgolf in Lemmer). Er was het onweer van 7 juni 1997 dat op het IJsselmeer een enorme chaos aanrichtte, we zagen de spectaculaire wolkenluchten tijdens het onweer van 17 juli 2004 en we beleefden het noodweer van 25 op 26 mei 2009 en daarna 10, 11 en 12 juli 2010 (Valwind Vethuizen).
Ondanks dat hebben onweersliefhebbers (zeker de laatste jaren) het gevoel dat het tegenwoordig met het onweer niet meer zo is als het ooit wel was. Dit besef werkt contra-intuïtief. Het strookt niet met ons idee dat het weer, door voortgaande klimaatverandering, in al zijn facetten extremer moet worden. Als het om het optreden van hoge temperaturen, droogte en extreme regenval gaat, is dit zeker ook het geval. Maar met extreem onweer, in de vorm zoals we dat ons van vroeger herinneren, en grote, zware stormen lijkt iets anders aan de hand. Om over het extreme winterweer maar te zijgen: dat is door klimaatverandering verdwenen.
Grofweg 4 soorten onweer
Beperken we ons tot het onweer, dan komen in Nederland grofweg 4 soorten voor. Je hebt de losse buien (de warmteonweders die aan het einde van een hete dag ontstaan), de onweerslijnen, de onweerscomplexen en de supercells, al naar gelang het vermogen van de buien om zich te kunnen organiseren. Bij een losse bui is die organisatiegraad nul, bij de onweerslijnen, de onweerscomplexen en de supercells juist stukken groter.
Meerdere factoren spelen een rol. Je kijkt naar de luchtvochtigheid (de mate waarin vocht voor de vorming van buien beschikbaar is), de opbouw van de atmosfeer (onstabiel of niet, en op welke manier), het windprofiel van die atmosfeer (is er sprake van windschering – een wind die met de hoogte van richting verandert en in kracht toeneemt) en de temperaturen voor de buien uit. Hoe heter, hoe beter en hoe feller de buien uitpakken. En heel belangrijk: hebben we een straalstroom boven ons die extra energie en dynamiek aan de buien kan leveren.
De straalstroom blijft steeds vaker weg
Het lijkt erop dat de grote verandering van de laatste jaren bij dat laatste facet zit. Vocht in de lucht, onstabiliteit en windschering zijn in Nederland nog geregeld aanwezig, maar de voor de kers op de taart benodigde straalstroom mist gedurende de zomermaanden steeds vaker. En dus zijn de buien nog wel zwaar, maar minder vaak groots, zoals eerder nog wel gebeurde.
Onweersbuien in Nederland kunnen zeer zwaar zijn, met grote hoeveelheden regen, bliksem- en onweersgeweld en valwinden gepaard gaan. Stuk voor stuk factoren om terdege rekening mee te houden. Toen de straatstroom gedurende de zomermaanden vaker dan nu boven Nederland aanwezig was, gingen ze af en toe nog een stukje verder. Ontstonden agressieve lijnen, grote complexen met zwaar onweer en snel trekkende supercells, die ook nog wel eens met een zware tornado gepaard gingen. Dat lijkt in het huidige klimaat minder vaak voor te komen.
Onweer blijft ons steeds weer versteld doen staan
Is dat iets om rouwig over te zijn? Ik denk van niet, al kan het erg imposant zijn om eens mee te maken waartoe de natuur in staat is. Meestal komt er echter zoveel ellende van dat je daar hoe dan ook niet op moet hopen. En is daarmee het gevaar geweken? Nee, duidelijk niet. Het zware onweer blijft gewoon komen en doet ons ook in de moderne tijd steeds weer versteld staan.