Smeltseizoen noordpoolgebied recordtraag op gang
Reinout van den BornOpmerkelijke gebeurtenissen in het Noordpoolgebied. Bereikte het zeeijs in de Arctische regio op 22 maart met een oppervlakte van 14,33 miljoen vierkante kilometer een recordlaag maximum, in de maand daarna is er niet meer dan ongeveer 100.000 vierkante kilometer afgegaan. Nog nooit eerder was het ijsverlies in die periode zo klein.
Dat blijkt uit een post van klimaatdeskundige Rick Thoman in de Alaska and Arctic Newsletter.

Het resultaat van die minimale afname was dat de oppervlakte aan zeeijs op 23 april niet meer de laagste ooit, maar de op 12 na laagste ooit was. Een heel verschil. De lage temperaturen van de laatste weken in het Noordpoolgebied en wellicht ook de geringe oppervlakte aan zeeijs die er eerst was, hebben waarschijnlijk aan die ontwikkeling bijgedragen.

Dichterbij een ijsvrije noordpool
In de berichtgeving over het zeeijsminimum, dat voor later dit jaar op het programma staat, schemerde de stellige verwachting al door dat we dit jaar dichterbij een ijsvrije noordpool zouden kunnen uitkomen, gezien de geringe hoeveelheid zeeijs waarmee we het smeltseizoen beginnen. Dat we dit jaar aan het einde van dat smeltseizoen een record gaan neerzetten, is echter alles behalve een gelopen koers. Daarvoor moet nog veel gebeuren.

Voor wat later dit jaar met het zeeijsminimum in het Noordpoolgebied gebeurt, spelen de gebieden waar geen ijs ligt of minder zeeijs dan anders is gevormd geen rol. Daarvoor moeten we naar de gebieden kijken waar nu wel een aaneengesloten ijslaag ligt. Straks spelen daar de dikte van het ijs, het weer (al dan niet de aanwezigheid van bewolking), zeestromingen en het overheersende windregime tijdens de zomermaanden de grootste rol.
Nauwelijks een relatie tussen maximum en minimum
Als je naar het verleden kijkt, dan blijkt ook dat er nauwelijks een relatie is tussen de situatie in het voor- en in het najaar. Sinds de waarnemingen in 1979 begonnen, is er zowel bij het zeeijsmaximum als het zeeijsminimum een lineaire trend omlaag. Maar we zien ook dat de jaarlijkse uitslagen steeds om die trendlijn heen fluctueren. In 2024 zaten zowel het maximum als het minimum zelfs boven de trendlijn. Het verschil van het maximum met de trendlijn was daarbij een stuk groter dan het verschil van het minimum met de trendlijn.

Als je de verschillen ten opzichte van de trend van alle maxima en minima met elkaar vergelijkt, dan vind je geen relatie tussen het zeeijsmaximum in maart en het zeeijsminimum in september. De twee relatief hoogste zeeijsminima in september (in de jaren 1996 en 1992) werden beide voorafgegaan door een zeeijsmaximum dat relatief laag was ten opzichte van de trend.
Wisselende combinaties
Het (relatief en absoluut) laagste zeeijsminimum in september had plaats in 2012 en werd door het op een na hoogste zeeijsmaximum voorafgegaan. Het op een na laagste zeeijsminimum in september (2007) werd juist door een erg laag zeeijsmaximum voorafgegaan. Een jaar eerder in 2006 was het maximum ook erg laag, maar lag het minimum erna juist boven de trendlijn.
Om een lang verhaal kort te maken: de mate waarin het zeeijsminimum (later dit jaar) boven of beneden de trend zal uitkomen, of zelfs tot een nieuw laagterecord zal uitgroeien, is op dit moment nog geen gelopen koers. Op basis van de trendlijn bedraagt de kans op een nieuw laagterecord ongeveer 15 procent. De kans dat het niet zover komt is 85 procent. En de eerste maand na het maximum van dit jaar laat al zien hoe bijzonder het soms gaat.